
Nieuw project: Indiase invloed op westerse componisten
India heeft een zeer lange en rijke muzikale traditie. De twee belangrijkste muzikale stromingen zijn de Hindoestaanse muziek uit het noorden en de Carnatische muziek uit het zuiden van het subcontinent. In beide stromingen neemt de raga een centrale plaats in: anders dan in westerse muziek, die minutieus wordt opgeschreven, heeft Indiase muziek meer het karakter van een improvisatie. De raga is de reeks afspraken die de musici maken over de toonladder, het ritme en het karakter van de muziek. Het is gebruikelijk dat de raga rustig en langzaam begint en uitbundig en snel eindigt. Het instrumentarium bestaat uit snaarinstrumenten zoals de sitar, houtblazers (met name bamboefluiten) en slagwerk; daarnaast neemt de menselijke stem een zeer prominente plaats in. Koormuziek is echter ongebruikelijk in Indiase muziek.
Omdat India tot 1947 onder Britse heerschappij viel, raakten diverse Britse componisten geïnteresseerd in Indiase muziek. Voor Gustav Holst (1874-1930) was tot de jaren 1900 hevig in de ban van Wagner, maar toen kwam hij in aanraking kwam met Indiase literatuur en muziek. Zijn eerste opera, Sita (1906) is gebaseerd op teksten uit het Indiase epos Ramayana. Muzikaal gebruikt Holst weinig Indiase elementen; qua stijl laat hij zich meer inspireren door Ravel dan door raga’s. Pas in de Choral Hymns from the Rig Veda durft Holst ook gebruik te maken van andere toonladders en ritmes: vijf- en zevenkwartsmaten en overmatige secundes. Het werk bestaat uit vier delen, waarvan A Capelli er drie uitvoert: één deel voor gemengd koor, twee delen voor vrouwenkoor en één voor mannenkoor. De teksten zijn afkomstig uit de Rig Veda, canonieke verhalen uit de wereld van goden en mensen van het hindoeïsme.
Hoewel Indiase muziek geen traditie van koorzang kent, heeft dit de hedendaagse componist Ethan Sperry er niet van weerhouden koorstukken te schrijven die zijn opgezet als een raga. Hij gebruikt hierbij de menselijke stem om de diverse instrumenten te imiteren; net als in een raga begint de muziek rustig en eindigt ze snel en wordt er van een bepaald, vastliggend ritme gebruik gemaakt. Anders dan in een ‘echte’ raga is Desh van Ethan Sperry helemaal uitgecomponeerd; van improvisatie is geen sprake.
De Britse componist John Tavener (1944-2013) was zijn leven lang geïnteresseerd in spiritualiteit. In de jaren zeventig trad hij toe tot de oosters-orthodoxe kerk. Hij schreef diverse koorwerken voor de orthodoxe eredienst. Na 2000 kreeg Tavener belangstelling voor islamitische en boeddhistische mystiek. Shunya, voor a cappella koor en een Tibetaanse klankschaal, is een mantra. Achttien minuten lang herhalen de bassen op dezelfde toon het woord ‘shûnya’, wat ‘leegte’ betekent. De andere stemmen in het koor zingen er ‘gegroet, eeuwig licht’ overheen. De Tibetaanse klankschaal en de afwisseling van hoge en lage stemmen maken het een overweldigend en tegelijk meditatief stuk.
A Capelli reist voor dit programma verder naar het oosten dan het ooit heeft gedaan, om uiteindelijk toch vooral in het westen te blijven: Tavener en Holst zijn weliswaar door oosterse filosofie beïnvloed, maar blijven toch ook trouw aan het westerse principe van uitgecomponeerde, genoteerde muziek. Het is deze ontmoeting tussen oost en west die het programma interessant maakt: niet ‘het mystieke India’, waarbij we zonder hun muzikale traditie echt te begrijpen ons met name op de ‘andersheid’ van Indiase muziek zouden richten, maar meer wat Holst en Tavener in hun zoektocht naar een eigen muzikale en spirituele taal in India gevonden hebben.
A Capelli gaat in de voetsporen van Holst en Tavener naar het oosten, en hoopt haar publiek een verrassend en verrijkend concert te bieden.
Programma
Holst
Hymns from the Rig Vedaintermezzo
Ethan Sperry
DeshTavener
A Buddhist Miniature
Shûnya (met Tibetaanse klankschalen)